`Heb ik iets van je aan of zo? beet ze me geërgerd toe. Ik vatte de vraag op als een stilzwijgende toestemming om haar dit keer onverholen en van top tot teen te bestuderen.
`Nee, volgens mij niet. Zulke korte rokjes draag ik nimmer, noch heb ik ze in mijn kledingkast hangen. Het zou ook vreselijk flatteren bij mijn behaarde benen.
Een vleugje Bril, een toefje Carmiggelt en heel veel Van Rijn. Dat is het recept voor de derde verhalenbundel van Theo van Rijn. Een fan sprak ooit de gevleugelde woorden: Maar jij bent veel leuker dan die twee bij elkaar. Jij hebt veel meer humor. De schrijver reageerde daar op zijn bekende laconieke wijze op met: Logisch dat ik grappiger ben, want ik ben de enige van de drie die nog leeft.
De auteur ontpopt zich in 49 korte verhalen als een scherp observator en dikt zijn waarnemingen vaak aan met de nodige eigen verzinsels. De verhalen kenmerken zich door de droge humor en scherpzinnige woordgrapjes. Wat is werkelijkheid en waar begint de fantasie? Dat blijft vaak een raadsel. Wel zeker is het dat de verhalen de lezer minstens achterlaten met een glimlach op het gezicht.