nl
Lois Lowry

The giver

Értesítsen, ha a könyv hozzá lesz adva
Ennek a könyvnek az olvasásához töltsön fel EPUB vagy FB2 formátumú fájlt a Bookmate-re. Hogyan tölthetek fel egy könyvet?
  • Томирис Рахимбековаidézett6 évvel ezelőtt
    1.
    Het was bijna december, en Jonas begon bang te worden. Nee, verkeerd woord, dacht hij. Bang zijn betekende dat je tot in de toppen van je tenen een intens misselijk gevoel kreeg van iets vreselijks dat stond te gebeuren. Bang was hij geweest een jaar geleden, toen een onbekend vliegtuig twee keer achter elkaar was overgevlogen. En allebei de keren had hij het zien gebeuren. Met zijn ogen tot spleetjes geknepen had hij naar de lucht staan turen en het gestroomlijnde straalvliegtuig gezien, dat door zijn hoge snelheid bijna tot een streep vervaagde, en een seconde later was er de knal. Even later kwam hetzelfde straalvliegtuig uit de tegenovergestelde richting.
    Eerst was hij alleen maar gefascineerd geweest. Hij had nog nooit een vliegtuig van zo dichtbij gezien, want piloten mochten niet zomaar over de gemeenschap vliegen. Soms, als de vrachtvliegtuigen op het vliegveld naast de rivier voorraden leverden, sprongen kinderen op hun fietsen en reden naar de oever, waar ze ademloos toekeken en ten slotte zagen hoe de vliegtuigen weer opstegen naar het westen, weg van de gemeenschap.
    Het vliegtuig van een jaar geleden was heel anders geweest. Het was geen lomp, volgeladen vrachtvliegtuig, maar een pijlsnel toestel met een scherpe neus, waarin maar plaats was voor één piloot. Jonas, die ongerust om zich heen had gekeken, had gezien dat anderen – volwassenen en kinderen – in verwarring waren gestopt met waar ze mee bezig waren en op een verklaring wachtten.
    Even later kregen alle inwoners het bevel om naar het dichtstbijzijnde gebouw te gaan en binnen te blijven. En wel onmiddellijk, zei de bijtende stem door de luidsprekers. Laat je fiets liggen!
    Jonas had geen moment geaarzeld en zijn fiets neergelegd op het pad achter hun huis. Hij was naar binnen gerend en was daar gebleven, helemaal alleen. Zijn ouders waren allebei nog aan het werk, en zijn kleine zusje Lily was in het Kindercentrum waar ze na school heen ging.
    Door het raam had hij niemand gezien: er waren geen Straatschoners, geen Plantsoenplanters en geen Voedselkarretjes die normaal gesproken op dat tijdstip in de buurt te zien waren. Hij zag alleen achtergelaten fietsen die hier en daar op hun zij lagen, één wiel draaide nog langzaam rond.
    Die dag was hij bang geweest. Nu zijn eigen gemeenschap zo akelig stil was, afwachtend, verkrampte zijn maag.
    Hij had zelfs staan trillen.
    Maar het was niks. Een paar minuten later hadden de luidsprekers gekraakt, en de stem had op een geruststellende, niet-dwingende toon uitgelegd dat een piloot in opleiding de navigatie-instructies niet goed had begrepen en een verkeerde richting op was gegaan. De piloot had een wanhopige poging gedaan om om te draaien voordat zijn fout werd opgemerkt.
    Vanzelfsprekend zal hij worden losgelaten, zei de stem, en toen was het stil geworden. Het laatste wat de stem had gezegd, had ironisch geklonken, alsof de Spreker het grappig vond. Jonas had een beetje geglimlacht, hoewel hij wist dat het helemaal geen grappige mededeling was. Als een inwoner werd losgelaten uit de gemeenschap, was dat een onherroepelijk besluit, een vreselijke straf, een overweldigend bewijs van mislukking.
    Zelfs de kinderen kregen een waarschuwing als ze het woord achteloos lieten vallen tijdens hun spel, joelend naar een teamgenootje dat een bal had laten glippen of was gestruikeld tijdens een wedstrijdje hardlopen. Jonas had het ooit naar zijn beste vriend geroepen: ‘Je bent hopeloos, Asher! Je wordt losgelaten!’ toen Asher onhandig was geweest en zijn team verloren had. Jonas was bij de coach geroepen, die een kort maar serieus gesprek met hem had gevoerd. Hij voelde zich schuldig en schaamde zich, en na de wedstrijd had hij zich bij Asher verontschuldigd.
    Nu, terwijl hij langs het rivierpad naar huis fietste, dacht hij terug aan het paniekgevoel in zijn maag toen het vliegtuig door de lucht schoot. Het was niet hetzelfde gevoel dat hij nu had, nu het bijna december was. Hij zocht een goed woord om te beschrijven hoe hij zich voelde.
    Jonas dacht graag na over taal. Zijn vriend Asher niet, die kletste maar wat, haalde dingen door elkaar en maakte een soep van woorden die soms amper verstaanbaar, maar wel grappig was.
    Jonas grinnikte. Hij dacht terug aan de ochtend waarop Asher hijgend het klaslokaal binnen was gestommeld, zoals gewoonlijk te laat. De klas was net het ochtendlied aan het zingen. Aan het eind van het vaderlandslievende loflied was de klas keurig gaan zitten, maar Asher bleef staan om publiekelijk zijn excuses te maken, zoals dat verplicht was.
    ‘Het spijt me dat ik mijn studiegroep heb gestoord.’ Asher struikelde bijna over zijn standaard verontschuldiging, nog steeds naar adem happend. De leraar en de klas wachtten geduldig op zijn verklaring. De leerlingen zaten allemaal te giechelen, want ze hadden Ashers excuses al zo vaak gehoord.
    ‘Ik was mooi op tijd vertrokken, maar toen ik langs de viskwekerij fietste, waren ze net bezig de zalmen te sorteren. Ik denk dat ik de kluts kwijtraakte toen ik daarnaar stond te kijken.’
    ‘Het spijt me, klasgenoten’, zei Asher ten slotte. Hij veegde verlegen met zijn hand over zijn gekreukte uniformhemd en ging zitten.
    ‘We aanvaarden je excuses, Asher.’ De klas zong het antwoord in koor. Veel leerlingen beten op hun lip om te voorkomen dat ze moesten lachen.
    ‘Ik aanvaard je excuses, Asher’, zei de leraar. Hij glimlachte. ‘En ik bedank je ook meteen, want je geeft me weer eens de gelegenheid om hier een taallesje aan vast te knopen. Ik denk niet dat je ‘de kluts kwijtraakte’ toen je naar de zalmen keek. Hij draaide zich om en schreef ‘de kluts kwijt zijn’ op het bord. Daarnaast schreef hij ‘de tijd uit het oog verliezen’.
    Jonas, die nu bijna thuis was, glimlachte bij de herinnering. Hij was nog steeds in gedachten verzonken toen hij zijn fiets door het smalle poortje naast de voordeur manoeuvreerde. Bang was echt het verkeerde woord voor wat hij voelde, nu december eraan kwam. Het was een te sterk woord.
    Hij had lang naar deze speciale decembermaand uitgekeken. Nu het bijna zover was, was hij niet bang. Hij was er klaar voor. Hij verlangde ernaar en was opgewonden. Alle Elven waren opgewonden over wat er te gebeuren stond.
    Maar toch schoten de zenuwen door hem heen toen hij eraan dacht, aan wat er kon gebeuren.
    Ik maak me zorgen, besloot Jonas. Dát moet het zijn.
    ‘Wie wil vanavond als eerste zijn gevoelens delen?’ De vraag kwam van Jonas’ vader toen ze klaar waren met eten.
    Het was een vast avondritueel, over je gevoelens praten.
    Soms konden Jonas en zijn zus Lily het niet eens worden over wie als eerste aan de beurt was. Hun ouders deden natuurlijk ook mee aan het ritueel, zij vertelden ook elke avond over hun gevoelens. Maar geen enkele ouder – geen enkele volwassene – zou ooit ruziemaken over de vraag wie het eerst moest.
    Deze keer deed ook Jonas dat niet. Zijn gevoelens waren vanavond te ingewikkeld. Hij wilde best vertellen hoe hij zich voelde, maar het ontwarren van zijn emoties leek hem te moeilijk, zelfs met de hulp van zijn ouders.
    ‘Ga jij maar eerst, Lily’, zei hij tegen zijn veel jongere zusje – ze was pas zeven – die ongeduldig op haar stoel zat te wiebelen.
    ‘Ik was heel erg boos vanmiddag’, barstte Lily uit. ‘Mijn groep van het Kindercentrum was in het speelpark en we kregen een andere groep Zevens op bezoek, en die hielden zich absoluut niet aan de regels. Er was er eentje, een jongen, maar ik weet zijn naam niet, die de hele tijd vooraan in de rij voor de glijbaan ging staan, zonder op zijn beurt te wachten. Het maakte mij helemaal woest. Ik maakte een vuist, zo.’ Ze stak een kleine, felle vuist op en de familie glimlachte.
    ‘En waarom denk je dat ze zich niet aan de regels hielden?’ vroeg Moeder.
    Lily dacht na en schudde toen haar hoofd. ‘Ik weet het niet. Ze waren net… net…’
    ‘Dieren?’ Jonas hielp haar, lachend.
    ‘Ja’, zei Lily, en ze lachte mee. ‘Net dieren.’
    Jonas en Lily wisten eigenlijk niet wat dat woord precies betekende, maar ze hoorden het vaak gebruiken voor iemand die onbehouwen was, of onhandig, of voor iemand die niet helemaal in het plaatje paste.
    ‘En waar kwamen de bezoekers vandaan?’ vroeg Vader.
    Lily probeerde het zich fronsend te herinneren. ‘Onze leider zei het wel toen hij hen welkom heette, maar ik weet het niet meer. Ik heb niet goed opgelet. Ze kwamen uit een andere gemeenschap. Ze moesten heel vroeg weg en kregen hun lunch in de bus.’
    Moeder knikte. ‘Zou het kunnen dat hun regels anders zijn? En dat ze helemaal niet wisten wat jullie regels in het speelpark zijn?’
    Lily haalde haar schouders op en knikte. ‘Dat kan.’
    ‘Jij bent toch ook wel eens met je groep in andere gemeenschappen geweest?’ vroeg Jonas. ‘Mijn groep wel hoor, vaak zelfs.’
    Lily knikte weer. ‘Toen we Zesjes waren zijn we eens een hele dag naar een andere gemeenschap geweest, bij andere Zesjes op school.’
    ‘En hoe vond je dat?’
    Lily fronste. ‘Dat was raar. Omdat ze alles heel anders deden. Ze leerden dingen die onze groep nog niet geleerd had, dus we voelden ons dom.’
    Vader luisterde belangstellend. ‘Ik zit te denken, Lily,’ zei hij, ‘over die jongen die zich niet aan de regels hield. Zou het kunnen dat hij zich raar en stom voelde omdat hij op een plek was waar hij de regels niet kende?’
    Lily dacht daar even over na. ‘Ja’, zei ze toen.
    ‘Ik heb medelijden met die jongen,’ zei Jonas, ‘ook al ken ik hem niet. Ik heb medelijden met iedereen die zich op een bepaalde plek raar en stom voelt.’
    ‘En hoe voel je je nu, Lily?’ vroeg Vader. ‘Ben je nog steeds boos?’
    ‘Niet echt’, besloot Lily. ‘Ik heb ook medelijden met hem. Vooral omdat ik hem mijn vuist liet zien.’ Ze grinnikte.
    Jonas lachte naar zijn zus. Lily’s gevoelens klonken altijd zo open, eenvoudig en makkelijk op te lossen. Misschien was hij ook zo toen hij een Zeven was.
    Hij luisterde beleefd maar niet erg aandachtig toen zijn vader aan de beurt was en het ongeruste gevoel beschreef dat hij op zijn werk had: het ging niet goed met een van de Nieuwelingetjes. De vader van Jonas was een Voeder. Hij en alle andere Voeders zorgden voor alles wat de jongste Nieuwelingetjes lichamelijk en geestelijk nodig konden hebben. Dat was een heel belangrijke baan, dat wist Jonas, maar het boeide hem niet zo.
    ‘Is het een jongetje of een meisje?’ vroeg Lily.
    ‘Een jongetje’, zei Vader. ‘Een lief klein jongetje met een bijzonder prettig karakter. Alleen groeit hij niet zo goed als zou moeten, en hij slaapt slecht. Ze houden een oogje op hem op de afdeling Extra Zorg, maar de Commissie denkt erover om hem los te laten.’
    ‘Oh nee.’ Moeder zei het zacht en droevig. ‘Ik weet hoe verdrietig je je moet voelen.’
    Jonas en Lily werden er ook triest van. Het was iets naars, het loslaten van Nieuwelingetjes, omdat ze nog niet eens de kans hadden gehad om van het leven in de gemeenschap te genieten. En ze hadden niets verkeerd gedaan.
    Loslaten was een straf. Behalve voor Ouderen of Nieuwelingetjes. De Ouderen werden losgelaten in een sfeer van dankbaarheid voor een nuttig en goed geleefd leven, en de Nieuwelingetjes met spijt: niemand kon hen helpen. Vooral de Voeders vonden het vreselijk jammer, zoals Vader, die het zag als een mislukking.
    Het gebeurde gelukkig niet vaak.
    ‘En toch’, zei Vader, ‘blijf ik proberen. Ik zou aan de Commissie kunnen vragen of ik hem ’s nachts hier mee naartoe mag nemen, als jullie het daarmee eens zijn. Ik heb jullie vaak verteld hoe de Nachtvoeders zijn. Het zou kunnen dat die kleine jongen gewoon wat extra zorg nodig heeft.’
    ‘Tuurlijk’, zei Moeder, en Jonas en Lily knikten. Ze hadden Vader vaak genoeg over de nachtploeg horen klagen. Nachtvoeders hadden een minder goede baan. Het waren vooral mensen die niet genoeg belangstelling of aanleg of vaardigheden hadden voor het belangrijkere werk overdag. Veel Nachtvoeders hadden zelfs geen partner gekregen, omdat ze iets misten. Ze hadden niet de gave om zich met iemand anders te verbinden, en dat was nodig als je een gezin wilde stichten.
    ‘Misschien kunnen we hem wel houden’, stelde Lily liefjes voor met een onschuldig gezichtje. Die argeloosheid was gespeeld, Jonas wist het, ze wisten het allemaal.
    ‘Lily.’ Moeder probeerde streng te kijken. ‘Je kent de regels.’
    Twee kinderen – een jongen en een meisje – voor elk gezin. Het stond duidelijk in de regels.
    Lily giechelde. ‘Nou’, zei ze. ‘Ik dacht, misschien voor deze ene keer.’
    De volgende die aan de beurt was om over haar gevoelens te praten, was Moeder, die een belangrijke baan had bij het Gerechtsdepartement. Vandaag hadden ze een recidivist moeten veroordelen, iemand die al eerder in de fout was gegaan. Ze had gehoopt dat hij een gepaste straf had gekregen, een eerlijke straf, en dat hij was teruggekeerd naar zijn baan, zijn huis, zijn gezin. Toen hij voor de tweede keer in de rechtbank verscheen, had dat een overweldigend gevoel van frustratie en boosheid opgeroepen. Ze had zelfs een schuldgevoel, omdat ze er niet in was geslaagd om zijn leven een goede richting uit te sturen.
    ‘En ik maak me ook zorgen’, gaf ze toe. ‘We weten dat hij geen derde kans krijgt. Volgens de regels moet hij bij de derde misstap worden losgelaten.’
    Jonas huiverde. Hij wist dat dat soms gebeurde. Er was zelfs een jongen in zijn klas van Elven van wie de vader was losgelaten, jaren geleden. Niemand had het er ooit over, want de schande was te groot. Hij kon het zich niet indenken.
    Lily ging staan en liep naar haar moeder toe. Ze aaide over haar moeders arm.
    Vader bleef zitten, maar hij boog zich naar Moeder toe en pakte haar hand. Jonas pakte haar andere hand.
    Ze troostten haar. Er verscheen al vlug weer een glimlach op haar lippen. Ze bedankte hen en zei zacht dat ze zich getroost voelde.
    Het ritueel was nog niet afgelopen. ‘Jonas?’ zei Vader. ‘Jij bent vanavond als laatste aan de beurt.’
    Jonas zuchtte. Vanavond had hij echt liever niet over zijn gevoelens willen praten. Maar dat zou tegen de regels zijn.
    ‘Ik maak me zorgen’, biechtte hij op, blij dat hij eindelijk wist hoe hij het moest zeggen.
    ‘Hoezo, Jonas?’ Zijn vader keek bezorgd.
    ‘Ik weet dat ik er niet over in hoef te zitten’, zei Jonas snel, ‘en dat iedere volwassene het heeft moeten ondergaan. Jij hebt het meegemaakt, Vader, en jij ook, Moeder. Maar ik ben zenuwachtig over de Ceremonie. Het is bijna december.’
    Lily keek hem met grote ogen aan. ‘De Ceremonie van Twaalf ’, zei ze op een eerbiedige fluistertoon. Zelfs de kleinste kinderen – van Lily’s leeftijd en nog jonger – wisten dat het hun te wachten stond.
    ‘Ik ben blij dat je die gevoelens met ons deelt’, zei vader.
    ‘Lily.’ Moeder wenkte het kleine meisje. ‘Ga je nachtpon aantrekken. Vader en ik moeten even nog wat met Jonas bespreken.’
    Lily zuchtte, maar kwam toen gehoorzaam van haar stoel. ‘Alleen met Jonas?’
    Moeder knikte. ‘Ja, alleen met Jonas.’
fb2epub
Húzza és ejtse ide a fájljait (egyszerre maximum 5-öt)