Dit boek laat een interessante kant van Poesjkin zien: meer de speelse, levenslustige, bepaald geen blad voor de mond nemende mens dan de verheven literator, de erkend grootste dichter van zijn tijd.
Poesjkin is een briljant brievenschrijver; Herzberg is een uitmuntend vertaalster, ook van de veelvuldig in de brieven opduikende verzen. Het commentaar van Van het Reve verheldert veel van wat anders — brieven bevatten tenslotte altijd veel zaken die spoedig vergeten en voorbij zijn — obscuur bleef. De grote dichter Poesjkin treedt in zijn brieven naar voren als een warmbloedig man, die behagen schepte in platte grollen, spitsvondige beledigingen en scherpe kritieken op de literaire producten van zijn tijdgenoten. De brieven aan zijn vrouw Natalja zijn juweeltjes: beurtelings betoont Poesjkin zich een tortelduifje, een bezorgde echtgenoot die zich druk maakt om haar gezondheid en ook, vanwege haar bijzonder schoonheid en lichtzinnige reputatie, een buitengewoon jaloerse man.