daar (because) ofschoon (although) dat (that) omdat (because) hoe (how) opdat (in order that) hoewel (although) sedert (since [temporal]) indien (if, in case) sinds (since [temporal] terwijl (while, whereas) wanneer (when, if) toen (when) zoals (as, like) tot(dat) (until) zodat (so that)
Ognjen Gligorijevicidézett5 évvel ezelőtt
Use Type III word order after the following, and almost all other, conjunctions: al (although, even though) nadat (after) als (when, if) nu (now that) alsof (as though, as if) of (whether, if)
Ognjen Gligorijevicidézett5 évvel ezelőtt
en (and) of (or—but not when it means “whether”) maar (but) want (because, since, for)
Ognjen Gligorijevicidézett5 évvel ezelőtt
time, manner, place
Ognjen Gligorijevicidézett5 évvel ezelőtt
In contrast, Dutch uses the adverb maar only in the sense of “ at what place.” For “ where meaning” “to what place” Dutch uses either waar ... naar toe or waarheen: Waar wonen zij? Where do they live? Waar gaat hij naar toe? Where is he going? Waarheen gaat hij? Where is he going?
Ognjen Gligorijevicidézett5 évvel ezelőtt
niet meer (no longer), nog niet (not yet), niet zo (not so), niet erg (not very).